Nieuwsbrief juli 2021

Nu de schoolvakanties beginnen, wil ik jullie allemaal een prettige vakantie wensen. In deze nieuwsbrief behandel ik de fiscale wijzigingen en het fiscale nieuws van de afgelopen periode. Gelukkig kunnen de meeste ondernemingen hun activiteiten weer ontplooien na de verplichte sluitingen. Hierdoor zullen veel ondernemers zich minder hoeven te richten op de nieuwe steunmaatregelen. Vandaar dat ik in deze nieuwsbrief de steunmaatregelen niet behandel. Voor ondernemers zie nog wel steun nodig hebben vanwege de huidige beperkingen, verwijs ik naar de volgende websites (www.rijksoverheid.nl, www.kvk.nl/corona en www.rvo.nl/coronavirus).

Spaargeld in bv ter besparing van box 3

Voor belastingplichtigen die veel spaargeld op privé bankrekeningen hebben staan tegen 0% rente of zelfs negatieve rente kan het fiscaal voordelig zijn om dit spaargeld onder te brengen in een BV. Het hangt af van de grootte van het bedrag dat men ter beschikking heeft. Van belang is bovendien hoe lang deze regeling nog mogelijk is. Op basis van onderstaande antwoord van Staatsecretaris Vijlbrief van Financiën – Fiscaliteit Belastingdienst blijkt dat deze regeling blijft bestaan.

Staatssecretaris Vijlbrief heeft gereageerd op vragen van Kamerlid Grinwis (ChristenUnie) bij de behandeling van het conceptwetsvoorstel Wet aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Het kamerlid adresseert het ontgaan van box 3 over spaargeld door vermogen onder te brengen in een bv dan wel een tbs-vordering op een bv te creëren. Hij stelt voor om dergelijke situaties onder box 3 te brengen. Vijlbrief voelt daar blijkens zijn antwoord op 2 juni 2021 niet voor. Hij wijst op de mogelijkheid het werkelijke rendement te belasten in box 3, waar binnenkort een rapport over wordt uitgebracht. Door kamerleden wordt al jaren tevergeefs verzocht om het aanpakken van de spaar-bv.

Wetgeving pseudo zelfstandige

Er is momenteel nog steeds geen oplossing voor de pseudo zelfstandige. Wanneer is er nu sprake van loondienst en wanneer is er sprake van ondernemerschap met alle fiscale voordelen van dien. De opvolgende kabinetten zijn er de afgelopen 10 jaar niet in geslaagd die oplossing te bieden. De maatschappelijke krachten zijn sterker dan de wetgever.

In het kader van de kabinetsinformatie heeft de Sociaal Economische Raad (SER) op 2 juni 2021 een akkoord tussen vakbonden en werkgeversorganisaties gepubliceerd over hervorming van de arbeidsmarkt. Er zou een rechtsvermoeden van werknemerschap moeten komen bij een uurtarief onder de €35. Als de werkende meent dat hij werknemer is, is het aan de opdrachtgever voor de rechter te bewijzen dat dit niet het geval is. Flexwerk moet flink worden ingeperkt: het nulurencontract moet verdwijnen en uitzendwerk mag in plaats van 5,5 jaar nog maar maximaal drie jaar duren. Een groot manco van dit akkoord is dat (organisaties van) zzp'ers er niet bij betrokken zijn geweest. Het is aan het nieuwe kabinet om met wetswijzigingen te komen. Zolang er geen wetswijzigingen komen,  blijft de sinds 2016 bestaande handhavingsvrije periode bestaan.

Per ongeluk (te veel) btw gefactureerd. Wat nu?

Het kan voorkomen dat een leverancier of dienstverrichter per ongeluk (te veel) btw in rekening brengt of er later achter komt dat geen of minder btw had moeten worden berekend. Deze btw moet gewoon worden aangegeven en betaald aan de Belastingdienst. Als dat niet zou hoeven dan zou de afnemer de btw wel in aftrek kunnen brengen, terwijl de Belastingdienst de btw niet van de leverancier of dienstverrichter ontvangt.

Voorbeelden van situaties waarin soms (te veel) btw wordt berekend, zijn:

  • -intracommunautaire leveringen en uitvoer;
  • -prestaties waarvoor een vrijstelling geldt;
  • -toepassen van het hoge in plaats van het lage tarief;


Dubbele verhaalsmogelijkheden voor de Belastingdienst

Als per ongeluk (te veel) btw in rekening is gebracht of de leverancier of dienstverrichter komt er later achter dat hij geen of minder btw had moeten berekenen, dan geldt dat hij de btw toch moet aangeven en betalen. De afnemer mag die btw niet in aftrek brengen (ook al gebeurt dat in de praktijk soms wel). Als de leverancier of dienstverrichter de btw niet betaalt en de afnemer de btw in aftrek brengt, dan kan de Belastingdienst bij beide partijen naheffen. De Belastingdienst zou dan de btw tweemaal ontvangen. Dat is uiteraard niet terecht. Volgens beleid van de Belastingdienst zal de inspecteur zich in eerste instantie wenden tot de leverancier, omdat deze verantwoordelijk is voor het opstellen van de factuur. Op het moment dat dat niet lukt, bijvoorbeeld door liquiditeitsproblemen bij de leverancier of dienstverrichter, zal de Belastingdienst zich wenden tot de afnemer. Er zijn ook situaties waarin de inspecteur volgens het beleid eerst de btw naheft bij de afnemer, bijvoorbeeld als de afnemer wist dat hij die btw niet in aftrek kon brengen (en dit toch heeft gedaan) of als hij onzorgvuldig is geweest.  

Corrigeren van per ongeluk (te veel) gefactureerde btw

Een onjuiste factuur wordt vaak hersteld door middel van een creditfactuur. Het uitreiken van een creditfactuur is echter niet voldoende om per ongeluk (te veel)  berekende btw te corrigeren en eventueel reeds betaalde btw terug te ontvangen. Deze btw kan door de leverancier worden gecorrigeerd, maar dit luistert wel nauw. Op grond van beleid van de Belastingdienst zijn hier een aantal voorwaarden aan verbonden. De leverancier kan ten onrechte gefactureerde btw slechts corrigeren als hij het gevaar voor verlies van belastinginkomsten tijdig en volledig heeft uitgeschakeld. Een vermindering van de te betalen btw of verzoek om teruggaaf kan niet plaatsvinden als de btw door de afnemer in aftrek is of wordt gebracht. Voor het corrigeren van ten onrechte gefactureerde btw is dus van belang dat de leverancier kan bewijzen dat de afnemer de btw niet in aftrek heeft gebracht (en dat ook niet meer zal doen), naast het terugnemen van de factuur of het uitreiken van een creditnota. Is de btw door de afnemer wel in aftrek gebracht dan kan de leverancier bewijzen dat de afnemer de btw weer op aangifte heeft voldaan (terugbetaald). Is het tijdvak waarin ten onrechte btw is gefactureerd verstreken, de aangifte ingediend en de btw betaald, dan moet de btw op verzoek worden teruggevraagd. Dit kan tot vijf jaar na het jaar waarin de btw is gefactureerd.

Alternatief voor de levensloopregeling

De levensloopregeling is in 2006 ingevoerd. De bedoeling van deze regeling was dat werknemers tijdens het ‘spitsuur van het leven’ hun gespaarde tegoed konden aanwenden om wat minder te werken en tijd te reserveren voor andere zaken. Denk bijvoorbeeld aan zorgtaken of een opleiding. Ook was het mogelijk om het gespaarde tegoed in te zetten voor eerdere pensionering. Dat laatste was overigens in eerste instantie niet de bedoeling, maar is toch in de wet gekomen.

Langzaam won de levensloopregeling aan populariteit, maar de wetgever maakte er in 2011 toch een eind aan. Het feit dat de meeste deelnemers het gespaarde tegoed inzetten voor een vroegpensioen, was volgens het toenmalige kabinet niet gewenst.

Voor belastingplichtigen die eind 2011 over een levenslooptegoed beschikten, is een tijdelijk overgangsrecht ingevoerd. Op basis hiervan konden werknemers die op 31 december 2011 een levenslooptegoed hadden van € 3.000 of hoger levenslooptegoed blijven opbouwen volgens de op 31 december 2011 geldende regels. Sinds 2013 is de opname van levenslooptegoed bestedingsvrij. Opname voor elk willekeurig bestedingsdoel is toegestaan.

Maar het overgangsrecht voor de levensloopregeling vervalt inmiddels per 1 november 2021. Kort en bondig betekent dit dat een nog resterend levenslooptegoed eind oktober 2021 vrijvalt. Dat tegoed is op dat moment belast. Dit kan voor belastingplichtigen nadelig uitpakken en kan leiden tot een hoger belastingtarief. Voor sommige leidt het zelfs tot het vervallen van toeslagen.

Het omzetten in verlofsparen zou een mooie oplossing zijn. Deze regeling is op 1 januari j.l. aanzienlijk uitgebreid en zou er toe leiden dat er niet direct belasting zou moeten worden betaald.

Meerdere auto’s ondernemer

Het beleid van de fiscus is dat bij beschikbaarheid van meerdere auto’s over niet meer auto’s bijtelling wordt berekend dan het aantal rijbewijzen in het gezin. Tot 2021 was het zo dat er in zo’n geval bijtelling verschuldigd was over de auto's met de hoogste cataloguswaarde. Bij het publiceren in maart 2021 van de eerste versie van het Handboek Loonheffingen voor 2021 is dit aangepast naar de hoogste bijtelling. Op 29 april 2021 heeft de Belastingdienst op haar website echter laten weten dat deze wijziging pas op 1 januari 2022 in zal gaan.

Auto ondernemer verplicht privé

Uit de volgende rechtspraak is gebleken dat een auto als verplicht privé vermogen moet worden gezien. Dit houdt in dat de autokosten niet in aftrek mogen worden gebracht.

Uitspraak:

X houdt zich in de vorm van een eenmanszaak bezig met het monteren van keukens. Hij heeft in 2012 een Volkswagen Crafter (bedrijfsauto) en een Toyota Prius Plug-in Hybrid (personenauto) tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. De inspecteur stelt dat de personenauto tot het verplichte privévermogen behoort. Het belang was erin gelegen dat voor de Toyota een bijtelling van 0% gold. Het criterium voor verplicht privévermogen is volgens het gerechtshof in Leeuwarden een zakelijk gebruik van minder dan 10%. Niet in geschil is dat er in 2012 22.000 kilometer met de personenauto is gereden. X slaagt er niet in aannemelijk te maken dat er ten minste 2.200 zakelijke kilometers met de personenauto zijn gereden. De personenauto vormt daarom verplicht privévermogen. De hoofdregel is dat bij bedrijfsmiddelen ten minste 10% als zakelijk moet worden gebruikt. Dit geldt voor bijvoorbeeld telefoons, bedrijfspanden maar ook auto’s.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek is een van de voordelen van het fiscale ondernemerschap. Dankzij de zelfstandigenaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de heffingskortingen hoeft een IB-ondernemer pas inkomstenbelasting (IB) 2021 te betalen vanaf een winst van:

€28.117 IB, geen FOR-dotatie;

€31.048 IB, FOR-dotatie;

€36.535 IB, Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) van toepassing, geen FOR-dotatie;

€40.340 IB, FOR-dotatie en IACK van toepassing.

De bedragen liggen fors hoger dan in 2020. Dat komt voornamelijk door de verhoging van de arbeidskorting. In 2021 bedraagt deze maximaal €4.205 (in 2020 €3.595).